donderdag 26 januari 2017

Week van de poëzie

Enkele weken geleden vroeg mijn collega juf Joke me of ze, in het kader van de week van de poëzie, enkele leerlingen naar de klas mocht sturen om iets naar voor te brengen. Daar ging ik heel graag op in.
Dit was vandaag voor de leerlingen een aangename verrassing en een toffe kennismaking met poëzie op dit niveau .
Hieronder de tekst en de sfeerbeelden. Alvast een dikke pluim voor de vier meisjes die de poëzie heel leuk gebracht hebben.



Het grote bed (Rudy Kousbroek)
Op zolder stond een heel groot bed,
Daar sliep een kind in, opgelet:
Er kwam een zeehond uit de zee
En gleed in bed als nummer twee.
Het nijlpaard kroop erbij, en zie:
Het bed was groot genoeg voor drie.
Toen kwam er nog een ander dier,
Ik denk een hond, dus dat was vier.
Er kwam een koe bij met haar lijf,
Pas op! Nu zijn het er al vijf.
Daarna het paard, bruin met een bles,
Kroop in dat bed als nummer zes!
De geit zei: mag ik ook nog even?
Dat zijn er welgeteld al zeven.
Het schaapje met zijn dikke vacht
Kwam er nog bij, dat maakte acht.
Een varkentje, wat zou het wegen?
In elk geval, toen was het negen.
Daar kwam een mier, haast niet te zien,
Maar toch, die mier was nummer tien.
Ze lagen net op hun gemak
Maar ’t bed begaf het en zei: krak!
Toen riepen ze, in toorn ontstoken:
Die mier! Die heeft ons bed gebroken!
(Bron: Dierentalen en andere gedichten/Augustus)
 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten